Naut, Natuur en techniek

Inleiding

Naut is een natuur- en techniek methode voor groep drie t/m acht. Naut bestaat uit 25 lessen per schooljaar. Er zijn tien thema’s waarvan er per schooljaar vijf aan bod komen, dus iedere twee jaar komen alle thema’s aan bod. Het is dus een thematisch- concentrische methode. Elk thema bestaat uit vier basislessen die in een vaste volgorde doorlopen worden. De eerste les begint met een thema-opening en er wordt aandacht besteed aan begrippen die in het thema aan bod komen. Les één, twee en drie bestaan uit vier stappen waarbij de leerlingen heen en weer gaan tussen het tekstboek en het werkboek. Les vier bestaat uit herhaling, verdieping en verrijking. De methode heeft aan het eind van elk thema een toets.

 

Hoofdvragen:

  1. Welke didactiek wordt er vooral toegepast?

Lessen kunnen klassikaal worden behandeld of zelfstandig worden verwerkt door de leerlingen. De leerkracht is er vrij in om te kiezen voor instructie of zelfstandige verwerking van de leerlingen. Er zijn tien thema’s in de methode. Deze beginnen in groep 5 en 6 en deze worden herhaald in groep 7 en 8, waar er ook meer verdieping komt.

Iedere les bestaat uit vier stappen: Oriëntatie (nadenken), verwerving (oplossing bedenken), verwerking (toepassen) en context (beleven). Dit zijn aspecten die je ook ziet in onderzoekend en ontwerpend leren (OOL), namelijk het denken vanuit een context, oplossingen bedenken en toepassen.

In de handleiding staan per les ook extra dingen die je als leerkracht kan doen. Daarvan zijn veel ook OOL, zoals rondlopen in de omgeving van de school opzoek naar antwoorden, zelf onderzoeken en proefjes. Deze methode gaat uit van ontdekkend en overdragend leren. Er wordt gebruikt van vaste lessen, maar kinderen kunnen ook zelf opdrachten uitkiezen uit een kaartenbak.

 

  1. Welke soort differentiatie is er toegepast in de methode?

Er wordt op drie manieren gedifferentieerd in de methode. De eerste is tempodifferentiatie, dit zie je in de twee extraopdrachten die er elke les worden aangeboden voor de kinderen die sneller klaar zijn. Niveaudifferentiatie is nummer twee dit is in twee dingen terug te zien. De extra opdrachten zijn erg vrij, dus kunnen op een hoog niveau of een lager niveau worden gedaan. Verder staan er in de handleiding bij de lessen mogelijkheden om de instructie moeilijker of makkelijker te maken. De differentiatiemogelijkheden staan in de lerarenhandleiding, maar niet in het lesboek van de leerlingen. Er wordt dus in de praktijk alleen gedifferentieerd als de leerkracht hiervoor kiest. De derde manier van differentiatie is de leerstijl, dit wordt toegepast bij de bakkaarten. Dit zijn extra opdrachten die een leerkracht zelf mag inplannen. De kaarten gaan uit van meervoudige intelligentietheorie van Howard Gardner. Deze intelligenties zijn: verbale-, mathematische-, visuele-, ritmische-, lichamelijke-, interpersoonlijke-, intrapersoonlijke- en natuurgerichte intelligentie. Deze zie je terug in de kaarten, bijvoorbeeld opdrachten als toneelstukken doen, folders maken, tipi’s bouwen met satéprikkers en papier, enz. De bakkaarten zijn wel optioneel voor een school en voor een leerkracht, dus in praktijk is het maar de vraag of ze worden gebruikt.

Er is ook de mogelijkheid tot taal ondersteuning voor leerlingen die daar moeite mee hebben. Er zijn vier soorten hulpkaarten voor begrijpend lezen, moeilijke worden, schema voor een brief en schrijven. Verder biedt de methode een boekje over taalsteun, waarin allerlei tips staan voor de leerkracht om taalzwakke leerlingen te helpen.

 

  1. Neem één onderwerp/kerndoel en analyseer hoe het onderwerp wordt opgebouwd in de verschillende bouwen. Denk aan inzicht, vaardigheden en attitude. Worden de leerlijnen van TULE gevolgd?

Bij Naut zijn er tien thema´s gekozen waar leerlingen dagelijks iets van kunnen zien en/of ervaren, zoals ‘de wereld om je heen’, ‘planten en dieren’ en ‘voeding en je lichaam’. De kerndoelen 39 tot en met 46 zijn daar over verspreid en komen afwisselend terug bij een ander thema. Thema vijf is ‘Weer en klimaat’. Deze wordt eerst in groep 5 behandeld en daarna in groep 7 herhaald en verdiept. Beide keren leren de leerlingen kerndoel 43 ‘De leerlingen leren hoe je weer en klimaat kunt beschrijven met behulp van temperatuur, neerslag en wind’. Volgens de leerlijn van TULE dat leerlingen in groep 7 het verband tussen weer en seizoenen leren en het verband tussen zonnestand en temperatuur (seizoen) en dit klopt wel met wat de leerlingen leren in groep 7 in thema 5 ‘weer en klimaat’. Wat betreft inzicht worden de leerlijnen van TULE gevolgd. Er staat veel uitleg in de lesboeken van de kinderen en de begrippen die geleerd moeten worden, worden aangeboden. Er worden geen vaardigheden en attituden in de lesdoelen verwerkt in de methode. Bij de extra lessen worden er wel vaardigheden van de kinderen gevraagd om het lesdoel te bereiken. Dit is echter de extra stof, dus niet ieder kind zal hieraan te komen.

 

  1. In hoeverre is omgevingsonderwijs geïntegreerd in de methode?

In de bakkaarten en in de extra mogelijkheden bij lessen wordt de omgeving betrokken bij sommige opdrachten, bijvoorbeeld dat leerlingen rondom de school in de omgeving opzoek moeten naar iets of een natuurpark bezoeken in de buurt. In de reguliere lessen wordt geen omgevingsonderwijs geïntegreerd.

 

  1. In hoeverre en welke soort integratie van vakken is toegepast?

Een manier van vakken integreren vindt plaats bij de bakkaarten die al eerder zijn genoemd bij differentiatie. De vakken geschiedenis en aardrijkskunde worden geïntegreerd, maar deze integratie is matig. Sommige kaarten gaan over gebeurtenissen ergens anders dan in Nederland, maar dan wordt er niet speciaal naar de geografische ligging van dat land gekeken, zoals je bij aardrijkskunde zou doen. Net zoals dat er weinig historisch denken en redeneren, zoals Van Boxtel en Van Drie (2007) dat hebben beschreven, aan te pas komt. Zij beschrijven zes activiteiten die komen kijken bij historisch redeneren en denken en dat zijn: vragen stellen, het gebruiken van bronnen, contextualiseren, argumenteren, gebruik van inhoudelijke concepten en gebruik van metaconcepten. Vragen worden al gesteld op de bakkaarten dus de leerlingen hoeven zelf bijna geen vragen meer te stellen, als er een bron wordt gebruikt is dit meestal alleen internet en geen boeken en er wordt te weinig informatie gegeven over het verleden om te kunnen contextualiseren. Uiteraard wordt er een beroep gedaan op begrijpend lezen in de lessen, maar dat is in elke zaakvakmethode het geval. In deze methode zitten ook schrijftaken en er wordt woordenschatuitbreiding aangeboden.

 

  1. Hoe zorgt de methode ervoor dat de kinderen worden aangesproken?

Er is een duidelijke stappenstructuur in alle lessen, die ook voor alle lessen uit dezelfde stappen (zie punt 1). Door de duidelijke stappen zullen leerlingen vertrouwd raken met de methode. In het lesboek staat steeds aan het einde van de pagina waar de leerling naartoe moet in het werkboek en andersom. Aan het eind van ieder hoofdstuk staat een samenvatting in de vorm van een strip, dit is voor de leerlingen leuk en leerzaam om te lezen. De tekst is niet te lastig en de hoeveelheden zijn goed te doen. Dingen die ingewikkelder zijn worden toegelicht met plaatjes, tekeningen, strips, schema’s of foto’s, dat spreekt kinderen aan. Zeker omdat zij nu leven in een beeldcultuur.

Lessen zijn alles bij elkaar wel lang, iedere les is vier pagina’s. Snelle leerlingen zullen hier geen moeite mee hebben, maar de langzamere leerlingen zullen het een hele opgave vinden.

Zonder uitleg en vragen van de leerkracht is de stof ook redelijk droog en dus saaier, dus het zal leerlingen meer aanspreken als de leerkracht kiest voor instructie.

 

Positieve bevindingen (tops)

Er is al veel beschreven hierboven. De volgens aspecten van deze methode zijn volgens ons positief: de samenvattingen, de bakkaarten en extra lessuggesties.

De samenvatting aan het einde van een thema is in de vorm van een stripverhaal. Dit is positief, want het nodigt de leerlingen uit om nog een keer door de stof te gaan. De bakkaarten zijn heel breed en activeren de meervoudige intelligenties. Verder staan bij de lessen in de handleidingen een hoop kaders met extra informatie, extra vragen die de leerkracht kan stellen en uitbreidende activiteiten.

 

Aanbevelingen (tips)

Als de twee methodes worden vergeleken, lijken ze erg op elkaar. Wel valt er op dat Argus Clou vollediger is in beschrijvingen, een betere vormgeving (rustiger en overzichtelijker) en meer vak integratie toepast, dan Naut. Dus een aanbeveling is dat Malmberg nog eens kritisch naar de methode Naut kijkt om dat te verbeteren.

 

Literatuurlijst

Heacox, D. (2012). Differentiating instruction in the regular classroom: How to reach and teach all learners (Updated anniversary edition). Free Spirit Publishing.

Malmberg (Z.D). Argus Clou Geschiedenis. ‘s Hertogen Bosch, Nederland.

Malmberg (Z.D). Naut, Natuur en Techniek. ‘s Hertogen Bosch, Nederland.

Vaan, E. D., & Marell, J. (2012). Praktische didactiek voor natuuronderwijs. Uitgeverij Coutinho.

Maak jouw eigen website met JouwWeb