Argus Clou Geschiedenis

Inleiding

Voordat de hoofdvragen beantwoord worden, volgt er een beschrijving van de methode.

Deze geschiedenis methode bestaat uit thema’s. Ieder jaar worden er 5 thema’s behandeld. De hele geschiedenis is in tien tijdvakken verdeeld en per thema worden er twee tijdvakken besproken. Daardoor doorlopen de leerlingen dus ieder jaar de hele geschiedenis, van ‘de jagers en de boeren’ tot aan de ‘tijd van televisie en computer’.

Ieder thema bestaat uit 6 lessen, met de volgende opbouw:

  • Les 1: Basisles: stof + verwerking
  • Les 2: Basisles: stof + verwerking
  • Les 3: Basisles: mysterie oplossen (Leerkracht kiest de route van de leerling, creatieve route of puzzelroute).
  • Les 4: Basisles: stof + verwerking
  • Les 5: Herhalingsles aan de hand van de kijkplaat (leerkracht kiest de route, kijkroute of creatieve route)
  • Toets en afsluitend spel op het digibord

In de themahandleidingen staan alle lessen uitgebreid beschreven in stappen. Daarbij staan ook mogelijkheden voor taalsteun, verbreding, verdieping, differentiatie, samenwerking en didactische aanwijzingen.

Achterin de map met handleidingen zijn nog één of twee extra katernen. Vanaf groep 3 is er de extra katern wereldoriëntatie. Hierin komen ook de andere vakken van wereldoriëntatie naar voren. Vanaf groep 5 is er ook een katern met taalsteun. Deze geeft een verantwoording van het taalbeleid in de methode. Taal zwakke leerlingen kunnen ook ondersteund worden op het gebied van woordenschat, begrijpend lezen en schrijven.

 

Hoofdvragen

  1. Welke didactiek wordt er vooral toegepast?

De methode maakt voornamelijk gebruik van een overdragende didactiek (De Vaan & Marell, 2012). De methode is vooral leerkrachtgestuurd. De stof van elk thema is al helemaal uitgewerkt voor het hele jaar en de leerdoelen staan vast. Wanneer er concrete materialen gebruikt worden of wanneer een experiment of praktische opdracht wordt uitgevoerd in de klas is er een stappenplan aanwezig. In sommige lessen is er wel ruimte voor meer reacties en inbreng van de kinderen, maar over het algemeen heeft de leerkracht de controle over het verloop van de lessen. Er zijn in de werkboeken bijvoorbeeld twee verschillende routes mogelijk door de leerlingen, de creatieve route of de puzzelroute. De keuze welke route de leerling neemt ligt echter wel bij de leerkracht.

OOL was vrijwel nergens terug te vinden in de methode. In geen van de handleidingen wordt er verwezen naar OOL. Zelf hebben wij geconstateerd dat er wel lessen zijn die potentie hebben om een OOL les te zijn. Deze lessen waren bijvoorbeeld in de extra katern wereldoriëntatie en in de lessen met een creatieve route. Hiervoor moet de leerkracht wel zelf de lessen nog aanpassen en/of uitbreiden.

Over het algemeen is er geen sprake van hands-on, brains-on, want de meeste lessen zijn uit het lesboek met een werkboek erbij. In sommige lessen met een creatieve route en bij de extra lessen zijn er soms activiteiten beschreven waar hands-on, brains-on plaats vind. Daar gaan ze aan de slag met concrete materialen waardoor ze leren over de geschiedenis.

 

  1. Welke soort differentiatie is er toegepast in de methode? (Volgens de methode zelf en volgens jullie?)

Er zijn meerdere manieren om te differentiëren in deze methode. Hieronder zullen we deze noemen:

Er is een katern met taalsteun, om de zwakkere leerlingen te helpen. In de themahandleidingen wordt er bij de beschrijving van de lessen ook steeds verwezen naar de taalsteun. De leerkracht zal op die manier extra alert zijn op nodige taalsteun.

De katern wereldoriëntatie is te gebruiken voor leerlingen die sneller zijn en extra stof kunnen gebruiken om zich niet te gaan vervelen.

Aan het einde van iedere thema handleiding staat op de laatste bladzijde ‘extra informatie bij dit thema’. Er zijn mogelijkheden voor verbreding en verdieping. Ook dit staat steeds bij de lesbeschrijving waardoor de leerkracht er aan denkt dat hij of zij dit erbij kan vertellen.

Differentiatie mogelijkheden worden aangegeven bij de les, bijvoorbeeld dat er bij een opdracht de leerkracht een denkvraag kan stellen aan leerlingen die extra uitdaging nodig hebben. In andere opdracht zijn de c-opdrachten alleen bedoelt voor de leerlingen die snel werken, dit is een vorm van tempodifferentiatie. Verder wordt er bij sommige opdrachten aangeraden om de wat zwakkere leerlingen apart te nemen voor wat verlengde instructie.

In de introductie is de lesopbouw per thema besproken. In les 3 en les 5 zijn er verschillende ‘routes’ om de lesdoelen te behalen. De leerkracht kiest de route die elke leerling gaat nemen. Er zijn puzzelroutes (les 3), creatieve routes (les 3 en 5) en kijkroutes (les 5). Hierin wordt er rekening gehouden met verschillen tussen leerlingen.

 

  1. Neem één onderwerp/kerndoel en analyseer hoe het onderwerp wordt opgebouwd in de verschillende bouwen. Denk aan inzicht, vaardigheden en attitude (bijvoorbeeld de tabel uit De Vaan en Marell op blz. 26 en 30). Worden de leerlijnen van TULE gevolgd?

Er is voor gekozen om kerndoel 51 te analyseren. Deze luidt als volgt: ‘de leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren’.

In groep 3 komt tijdsaanduiding aan bod door het aangeven van het verschil tussen toen en nu. Er wordt geen gebruik gemaakt van originele historische bronnen maar van tekeningen van alledaagse situaties van vroeger en nu. Vanaf groep 5 staat onder aan elke pagina in het lesboek een tijdbalk waarop aangegeven wordt in welke periode de bronnen op de pagina thuishoren. Er worden in groep 5 al veel historische bronnen aangeboden. Het boek bevat kaarten, foto’s van voorwerpen en situaties, teksten, bouwtekeningen, schilderijen. Dit is groep acht niet anders. In de leerlijn van groep 7/8 wordt gesproken het aanbieden van tegenstrijdige bronnen. Deze ontbreken in de lesboeken van groep 8.

 

  1. In hoeverre is omgevingsonderwijs geïntegreerd in de methode? Komt er omgevingsonderwijs voor in de methodes?

In de katern wereldoriëntatie is een les waar de kinderen hun eigen buurt ingaan en een route van huis naar school maken aan de hand van de zintuigen, bijvoorbeeld hier ruik je de bakker, hier hoor je de vogeltjes fluiten, enz. Verder is er geen omgevingsonderwijs toegepast.

 

  1. In hoeverre en welke soort integratie van vakken is er toegepast?

Integratie van vakken gebeurt in deze methode eigenlijk alleen in de extra katern wereldoriëntatie. In deze katern komt er een verband tussen vakken van het deel wereldoriëntatie naar voren. De katern biedt extra lessen bij alle thema’s, buiten het vaste programma. Hierbij kan er wel een kanttekening worden gemaakt dat er in de praktijk vaak weinig tijd over is voor extra lessen. In die extra lessen wordt het vak geschiedenis gecombineerd met de vakken muziek, rekenen, natuur, tekenen, beeldende vorming en gym.
Nog twee andere vakken die sterk worden uitgebreid en beoefend zijn woordenschat en begrijpend lezen. Het is een verhalende methode waar leerlingen moeten lezen, begrippen leren en informatie moeten halen uit teksten.

 

  1. Hoe zorgen methodes ervoor (qua vormgeving) dat ze de kinderen aanspreken? En lukt ze dat?

De leerlingen gaan samen met Argus Clou door de methode, deze trekt de aandacht van de leerlingen erbij. Het is een verhalende methode die leuk geschreven zijn voor kinderen. Er worden bij de lessen ook veel samenwerkingsopdrachten aangeboden. Kinderen in groepjes moeten elkaar rollen verdelen: tijdbewaker, voorzitter, materiaalmeester en overzichts-chef. Deze opdrachten zijn vaak actief en leerlingen kunnen elkaar stimuleren. Er zijn ook gymspellen die goed in spelen op de interesse van de kinderen. Zij vinden het leuk om actief bezig te zijn. En kinderen die minder goed zijn in lezen worden er ook positief mee geprikkeld om geschiedenis toch een leuk vak te vinden.

De vormgeving is ook aansprekend, er zijn veel plaatjes, veel kleuren en in groep 8 zijn er ook meer platen naar waarheid zoals foto´s.

Er wordt gebruik gemaakt van alle aspecten van meervoudige intelligenties in de methode. Hier zullen een paar voorbeelden daarvan volgen: de lichamelijk-kinetische intelligentie tijdens gymspellen, muzikaal-ritmische intelligentie tijdens de extra muziek lessen, verbaal-linguïstische intelligentie tijdens alle taalopdrachten en de interpersoonlijk intelligentie tijdens alle samenwerkingsopdrachten.

In de handleiding wordt er geschreven dat er aandacht is voor de leefruimte van de kinderen. Dit is ook terug te zien in de lessen, in groep 3 bijvoorbeeld sluit het goed aan op de belevingswereld door onderwerpen zoals buiten spelen, op school zijn en familie aan te snijden.

 

Positieve bevindingen (tops)

Vanaf groep 3 worden de icoontjes van de tien tijdvakken gebruikt. Het is goed om hier vanaf het begin aan te wennen. Het geeft een visuele ondersteuning.

Onderaan de pagina´s van het tekstboek staat een tijdlijn vanaf groep 5. Hier staan de icoontjes van de tijdvakken weer, die de leerlingen vanaf groep 3 al zien. Dit geeft de leerlingen een houvast en historisch tijdsbesef. Hierbij helpt ook de interactieve tijdlijn voor op het digibord.

Verder staan er al positieve punten benoemd in de hoofdvragen hier boven.

 

Aanbevelingen (tips)

Het lijkt ons een goed idee om bij de handleiding ook een uitleg komt over OOL. Wij zagen best veel potentiële OOL lessen, maar voor leerkrachten die dit niet zo snel zien en weten hoe dat uitgewerkt moet worden, hebben waarschijnlijk baad bij een praktische uitleg. Dit ook omdat wij denken dat het voor de leerlingen ook erg leuk is en daardoor de stof beter blijft hangen.

Omgevingsonderwijs zou veel meer toegepast kunnen worden. Het is voor leerlingen heel leuk om te ontdekken dat ook in hun wijk geschiedenis te zien is, zoals zuilen uit de Griekse tijd, monumenten van lang geleden, architectuur, oude bruggen met nieuwe bruggen vergelijken, gevels met jaartallen van honderden jaren geleden, enzovoort. Net zoals de OOL lessen maakt dit kinderen enthousiast en zal het er voor zorgen dat ze er nog lang over na praten.

Aansluitend op dat missende omgevingsonderwijs zou het een leuk idee zijn als er suggesties worden gegeven voor excursies of activiteiten buiten de school.

Ten slotte waren de extra lessen moeilijk te vinden. De praktijk leert dat er snel door een methode handleiding wordt gekeken naar de les van die dag. De extra lessen staan niet in de opbouw van de lessen beschreven en zij staan ook niet in de handleidingen van de thema’s. Ze worden beschreven in de extra katern, maar hier zal waarschijnlijk maar weinig tijd voor zijn. Dit zijn de lessen waar vooral vak integratie plaatsvind en meervoudige intelligenties worden aangesproken en dat zijn volgens ons juist leuke lessen die leerlingen enthousiast maken.

 

Literatuurlijst

Heacox, D. (2012). Differentiating instruction in the regular classroom: How to reach and teach all learners (Updated anniversary edition). Free Spirit Publishing.

Malmberg (Z.D). Argus Clou Geschiedenis. ‘s Hertogen Bosch, Nederland.

Malmberg (Z.D). Naut, Natuur en Techniek. ‘s Hertogen Bosch, Nederland.

Vaan, E. D., & Marell, J. (2012). Praktische didactiek voor natuuronderwijs. Uitgeverij Coutinho.

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb